Mijn moedertaal is niet mijn taal
Door allerlei ontwikkelingen in de samenleving op gebied van participatie en inclusie (Participatiewet, banenafspraak, VN Verdrag Handicap etc) voel ik steeds meer dat wij op een verkeerd spoor zitten met betrekking tot inclusie voor de dovengemeenschap. En dan heb ik het vooral over de gebarentalige dovengemeenschap, hiermee bedoel ik dus dove mensen die hun hele leven al doof zijn en zich uiten in Nederlands Gebarentaal.
Deze ontwikkelingen roepen bij mij niet alleen vragen op over beleid, maar raken ook aan mijn persoonlijke verhaal. Want hoewel Nederlands mijn moedertaal is, ontdekte ik pas later in mijn leven welke taal werkelijk bij mij past – en waarom die toegang zo essentieel is voor inclusie.
Nederlands gesproken taal is mijn moedertaal, Nederlands Gebarentaal is de enige taal die voor mij compleet toegankelijk is.
Als kind groeide ik op in een omgeving zonder andere dove mensen. Ik zat op een school voor slechthorende kinderen, en groeide op in een tijd dat gebarentaal verboden was
Ik groeide dus op met gesproken Nederlands. In de praktijk betekende dit voor mij als doof meisje:
- Altijd hoortoestellen dragen die het geluid versterkten vanaf 120 dB, daar begon het horen voor mij pas. Mijn hoortoestellen piepten altijd als ik lachte, echt niet fijn. En als je geluid versterkt, vervormt het ook, dus ik hoorde geluiden niet op dezelfde manier als horenden dat doen. Toch werd er vanuit gegaan dat ik met hoortoestellen goed zou kunnen meedoen. Ik verstond echter niks bij groepen mensen, zoals in de klas, op de club, of op familiefeestjes en later bij het uitgaan met vrienden.
- Continue proberen gesprekken te volgen via liplezen (dat heet nu spraakafzien). Dat betekent dus heel veel puzzelen, want niet alle klanken kan je 'aflezen' omdat ze achter in de keel liggen. Dus als iemand ‘paard’ zei, dan kon het heel goed zijn dat ik ‘baard’ verstond of ‘taart’, ‘haard’… Het was belangrijk continue de context van het gesprek in de gaten te houden en goed te puzzelen. Als het onderwerp van een gesprek plotseling veranderde, raakte ik de draad kwijt. Zoals toen ik mijn eerste vriend ontmoette: we kletsten over uitgaan en de locatie waar we waren, toen hij ineens vroeg welke opleiding ik deed. Mijn antwoord: “Ja”. Heel raar antwoord op deze vraag natuurlijk, de ander kijkt je dan gek aan. Dan wist ik: “oeps, niet goed verstaan”. En als jong meisje voelde ik me dan opgelaten, want ik wilde zo graag als horend zijn.
- Van nature ben ik spontaan, haak ik goed aan bij gesprekken, doe ik graag mee in discussies, klets ik graag over wat mij bezighoudt. Maar door op te groeien met een taal die niet toegankelijk was voor mij, veranderde mijn persoonlijkheid. Of nee, die veranderde niet, maar ik liet een andere Iris zien dan ik werkelijk ben:
- teruggetrokken
- geen interesse tonen in gesprekken (of doen alsof)
- stiller dan normaal
- of juist veel praten om aan het woord te blijven, zodat ik de controle op de inhoud van het gesprek hield
- groepen vermijden, veel 1 op 1 gesprekken.
Ik merk nu, ook in mijn werk, dat ik dit gedrag nog steeds laat zien, terwijl het eigenlijk niet past bij wie ik van nature ben.
Ik was 30+ toen ik besefte dat Nederlandse Gebarentaal dé taal is die compleet toegankelijk is voor mij. Die taal versta ik zonder moeite, ik kan makkelijk communiceren met iedereen die gebarentaal beheerst. Zo fijn en ik kan mezelf zijn, ik hoef niet extra hard te werken voor toegankelijke communicatie.
Echter, de wereld kent geen gebarentaal. Dus blijft communicatie in de samenleving erg beperkt en blijf ik afhankelijk van tolken gebarentaal om mee te kunnen doen op het werk of in de samenleving.
Het is dan ook logisch dat dove mensen het liefst in hun eigen gebarentalige community leven en werken. Helaas wordt dit op het gebied van werk en onderwijs steeds minder. Door de Participatiewet en de Banenafspraak is besloten dat iedereen mee moet kunnen draaien in de samenleving, dat groepen niet meer uitgesloten kunnen worden of apart gezet worden.
Maar wat als wij dove mensen dat nou helemaal niet willen? Omdat wij ons niet thuis voelen in een omgeving waar een taal gesproken wordt die niet toegankelijk is voor ons? Omdat zo’n situatie helemaal niet gelijkwaardig is, want als doof persoon ben je afhankelijk van tolken gebarentaal. En is de meerderheid de norm, want: in een horende organisatie spreekt iedereen Nederlands/Engels maar niemand kent gebarentaal.
“Echte inclusie betekent niet dat ik er ‘bij mag horen’ – het betekent dat ik mezelf mag zijn”.
Inclusie betekent voor mij dat je jezelf kan zijn in de samenleving en dat dat oké is. Maar als ik naar de ontwikkelingen kijk, bijvoorbeeld ontwikkelingen in het onderwijs, dan zie ik dat er geen sprake is van inclusie. Dove kinderen stromen het regulier onderwijs in, met een tolk gebarentaal, en zitten hun hele school- en studietijd in een taalomgeving die niet compleet toegankelijk is. Wat doet dat psychisch met iemand? Ik kan je daar alles over vertellen.
Deze aanpak is niet inclusief. Het blijft feit dat de meerderheid de norm is, en bepalend. En de minderheid, in dit geval een doof persoon, moet zich aanpassen.
Hoe dan wel? Zoals ik al aangaf: inclusie betekent voor mij dat ik mezelf kan zijn. Dat ik me kan bewegen in een omgeving waarin ik me prettig voel, waarin ik in mijn eigen taal – Nederlandse Gebarentaal - makkelijk kan communiceren met anderen.
Voor dove mensen betekent inclusie een gebarentalige omgeving. Denk aan organisaties waar meerdere doven werken (zoals de Gelderhorst, een centrum voor dove ouderen), aan gebarencafés en aan theaters in gebarentaal. Dán spreek je pas echt over inclusie. Een samenleving waarin ruimte is voor mensen die gebarentaal gebruiken en waarin anderen die taal ook kunnen leren en begrijpen.
Dus: NIET apart in de bossen, zoals vroeger…Maar WÉL midden in de samenleving.
Geef ruimte aan gebarentaalomgevingen: richt in elke veiligheidsregio een gebarentaalschool op, zorg voor werkplaatsen, zorgverlening en publieke informatie in gebarentaal. Creëer clusters waarin dove mensen zich vrij kunnen bewegen, leven en werken in hun eigen taal.
Als we echt inclusief willen zijn, moet er ruimte gemaakt worden voor gebarentaal, niet als uitzondering maar als volwaardig onderdeel van onze samenleving.
