Later als ik groot ben…
Later als ik groot ben...
Ieder kind fantaseert daarover en dromen over grootse beroepen zoals kapper, piloot, brandweerman of schooljuffrouw.
Ik droomde niet over een beroep voor later, maar wat ik wel dacht was, als ik later groot zou zijn, ik weer zou kunnen horen...
Ik heb een periode gehad in mijn jeugd, dat ik ervan overtuigd was dat dat zou gebeuren.
Als je erover nadenkt, is het ook logisch. Ik was in mijn hele jonge leventje nog geen volwassen doof persoon tegen gekomen. Iedereen was goed horend, dus het kon niet anders of ik zou wel over mijn doofheid heen groeien.
Toen mijn broertje naar de peuterspeelzaal ging, ik zal een jaar of 8 zijn geweest, speelde hij veel met een jongetje uit de buurt.
Weer een tijd later, ik denk rond mijn 10e levensjaar, werd ik me ervan bewust dat de ouders van dat jongetje, net als ik, ook doof zijn.
Ik kan me nog een voorval herinneren; ik moest mijn broertje ophalen bij dat jongetje thuis.
Ze woonden twee straten verderop. Ik ging er op de fiets heen, en belde aan. Ik zag binnen allemaal lampen flitsen en schrok er best wel van. Het zag er raar uit. Toen kwam de moeder aan de deur, en ze had een hele vreemde stem en ze deed haar gezicht zo raar (was gewoon mimiek en gebarentaal wat zij deed).
Ik wist dat echter niet, ik had nog nooit deze vorm van communicatie gezien en kon alleen maar denken: 'is ze niet goed bij haar hoofd?'.
Die moeder is een ontzettend lieve vrouw, maar zij bracht mijn wereldbeeld aan wankelen.
'Zijn alle doven zo?', vroeg ik me af. Maken ze allemaal zo'n rare gebaren en trekken ze allemaal van die vreemde gezichten erbij?
Ik vond het zeer confronterend.
Mijn hele wereld bestond uit 'normale' mensen en ik wilde hetzelfde zijn als iedereen en niet anders. Dus diep in mij nam ik een besluit en dat was dat ik nooit met dove mensen wilde omgaan. Daar kon ik me niet mee identificeren.
Op het schoolplein hadden we in een groepje ook gesprekjes over later als we groot werden, hoe het dan moest. Daar maakten we ons best druk over.
Want als je slechthorend bleef, maar je wilde wel een baby, hoe deed je dat dan? De beste oplossing was volgens ons een horende partner te nemen, die kon je dan bij alles helpen.
(even tussendoor: over het woordje -slechthorend-; ik gebruikte dat woord altijd als kind; 'ik ben slechthorend', want dan leek het niet zo erg. Doof zijn was in onze optiek ernstiger en heftiger)
Ik had dus een negatief zelfbeeld met betrekking tot mijn doofheid, zag mezelf als iemand met een beperking. Iemand met een aandoening, iemand die niet volledig was.
Maar dat liet ik naar de buitenwereld toe niet merken. Het leuke van doof-zijn is dat je het goed kan verbergen. Het is niet zichtbaar. Dus daar maakte ik dankbaar gebruik van :-)
In mijn geval ging dat best ver. Ik had overlevingsstrategieën waar men zich helemaal niet van bewust was. Nu weet ik dat er meer doven zijn, die hetzelfde deden.
Ik zal er een paar noemen;
1. Gewoon anderen nadoen: bijvoorbeeld tijdens de gymles. De docent geeft instructies. Ik verstond dat nooit, maar hield mijn mond. Als we dan moesten beginnen, dan keek ik gewoon heel goed om mij heen, en deed na wat anderen deden. Zo leek het net of ik alles gewoon verstaan had. Handig toch?
2. In de klas op de middelbare school, schuin in het schriftje van mijn klasgenoot kijken wat hij/zij opschreef. Later durfde ik wel te vragen of ik het even mocht overschrijven.
Thuis hele teksten doorlezen, om de les in te halen, want daar had ik tijdens de lessen niks van meegekregen. En de docent? Die had niks door...
3. Zelf heel veel praten. Zolang ik zelf aan het woord was, wist ik waar het gesprek over ging en was de kans op miscommunicatie een stuk kleiner. Totdat het onderwerp soms plotseling veranderde, zonder dat ik het in de gaten had. Tja, ik denk dat een paar klasgenoten van mij dan wel raar opgekeken hebben...
4. Heel goed naar het gezicht van de ander kijken, terwijl die persoon praat. Soms verstond ik er geen bal van, maar wist toch op het juiste moment 'ja, ja' te knikken of zoiets, waardoor de gesprekspartner het gevoel had van: ' ze verstaat me'.
En al deze strategieën zijn heel logisch.
Want stel dat ik toen assertief genoeg was om te zeggen dat ik het niet kon verstaan, dan moest ik elke halve minuut wel mijn vinger opsteken.
En eerlijk is eerlijk, dan ga je je toch ergeren aan doven?
En dan de laatste vraag ter overdenking:
bestaat er 1 persoon in de wereld die zo assertief is, dat als die in gezelschap verkeert waar de taal niet eigen is, zonder tolk, die dan elke halve minuut aan de bel durf te trekken?
Ik geloof er niks van...